Selecteer een pagina
  1. Blogs
  2.  » 
  3. Koolhydratenmonster
  4.  » BLOG 1: Croissantjes langs de snelweg

BLOG 1: Croissantjes langs de snelweg

Welkom bij mijn zomerblog, over keto volhouden op vakantie! Ik ben het koolhydratenmonster en ik heb eindelijk mijn eigen podium gekregen. Dat werd hoog tijd natuurlijk. Want ik ben goed in mijn werk en dat mag iedereen weten. Ik laat je zien hoe ik mensen verleid en hoe ik ze onderuithaal.

Vandaag neem ik je mee naar een tankstation langs de snelweg, ergens in Zuid-Frankrijk. Een plek waar de geur van croissants sterker is dan discipline, en waar zelfs de best voorbereide keto-reiziger op z’n zwakst is. Gea denkt dat ze mij thuis heeft gelaten, maar ik wil dit feest niet missen.

De snelweg glijdt onder haar door. Het is warm in de auto. Iedereen is loom, een beetje stil. Haar man tikt op het stuur, de kinderen staren naar buiten. Gea voelt de zon op haar arm en de loomheid in haar hoofd. Ze is tevreden, want ze is goed bezig. Alles in de auto klopt: gekoeld flesje water, blokjes kaas. Zelfs een klein potje olijven, mocht het nodig zijn.

Ze weet het zeker. Deze vakantie eet ik keto. Ik wil scherp blijven. Dit is míjn vakantie, niet die van het koolhydratenmonster. Ik heb geen zin in gedoe. Geen hongerbuien. Geen terugval. Ik doe dit voor mezelf.

De kinderen maken ruzie op de achterbank. Over wie het laatste sapje heeft opgedronken. Of over de oortjes. Of een kussen. Ze hoort het al niet meer precies. Ze zucht. Kunnen we niet een beetje ontspannen op vakantie gaan? Haar man kijkt opzij en fronst. “Moet dat nou zo?” zegt hij. Gea slikt. Serieus? “Je bent er zelf toch ook bij?” zegt ze kort.

Het wordt stil. Alleen het zoemen van de airco. En haar hart, dat nét iets sneller klopt dan een minuut geleden.

Ze parkeren bij een tankstation, ergens tussen Lyon en Valence. Haar man pakt de autosleutel. “Zal ik zelf even iets halen?” Ze knikt. “Ja, haal jij maar iets voor jullie. Ik hoef niks, denk ik, ik kijk zelf wel even.” Het ruikt naar asfalt, warme motoren en muffe croissant. Binnen is het fris, de koeling zoemt.

Ik sta al op haar te wachten. Nonchalant leun ik tegen het warmhoudrek met kaascroissants en warme gevulde baguettes, en lik theatraal een vinger af. “Toe maar, Gea,” fluister ik met een knipoog. “Allez, één croissantje? Je hebt het al zó lang volgehouden. Eén keer iets normaals. Dan kan je ook even lekker ontspannen. Dan doe je vanavond weer gewoon keto.”

Gea twijfelt. Haar maag rommelt een beetje. Haar ogen blijven net iets te lang hangen bij de pain au chocolat. Ik wil dit niet. Echt niet. Ik voel me straks ellendig. Dit is mijn lijf. Mijn keuze. Dan draait ze zich resoluut om en trekt de koeling open om kaas en worst te pakken. Franse kaas, heerlijk! Ze rekent af en loopt terug naar de auto.

Ik blijf staan, ik wacht. Geen paniek. Soms valt het kwartje pas wat later.

In de auto eet ze langzaam van de worst. Ze kijkt naar de bergen. “Ik ben blij dat ik het niet heb gedaan,” zegt ze zacht. Ze kijkt opzij. “Knap van je,” zegt haar man, en hij bijt in zijn stokbrood met gesmolten brie.

Ze kijkt naar zijn brood. Ruikt de kaas. Ik kan dit. Ik wíl dit. Ik hoef niks te missen om me goed te voelen. Even is het stil. Dan zegt ze: “Ik moet trouwens nog even plassen.” Ze stapt weer uit. Doet de deur zorgvuldig dicht. Loopt langzaam terug naar binnen. Ze twijfelt nog…

Maar ik sta alweer klaar om haar aan te moedigen. Ik heb me zelfs even omgekleed. Nieuw slabbetje. Franse flair. Ik wil de weg wijzen, maar ze weet nog precies waar het ligt. Ze pakt een warme croissant met ham en kaas. Ik weet dat dit stom is. Ik weet dat dit niet slim is. Maar ik wil het gewoon. Nu. Even twijfelt ze, maar dan gaat ze naar de kassa.

Ze loopt niet meteen terug naar de auto, maar gaat achter het tankstation op een muurtje zitten. Ze kijkt even om zich heen. Niemand ziet haar. Ze gaat zitten alsof ze daar niets bijzonders doet. Maar haar schouders zijn opgetrokken. Haar blik kort, schichtig. Ik ga naast haar zitten. Ik ben tevreden.

Ze haalt de croissant uit het zakje en scheurt hem in tweeën. Ze eet alsof haar leven ervan afhangt. Op zoek naar de opluchting. Naar iets zachts. Iets wat alles even uitzet. Ze kijkt naar de bergen. Voelt het zout op haar lip. En ik voel hoe de knop een beetje is omgegaan. Niet helemaal, maar nét genoeg. 

Ze veegt haar vingers af aan het papieren zakje. De laatste kruimels blijven plakken aan haar mondhoeken. Ze slikt. Niet alleen de croissant, maar ook iets anders. Iets wat ze liever niet voelt. Laat maar, denkt ze. Het is vakantie. Niemand die het weet. Ze staat op, gooit het zakje in de prullenbak en loopt terug naar de auto. “Het was druk bij de wc,” zegt ze, terwijl ze de gordel omdoet. Niemand vraagt verder. De motor bromt. De snelweg lonkt. Ik glimlach.

En zo glijden we de middag in. Gea voelt het al in de auto. Een lichte kramp onderin haar buik. Haar darmen protesteren, zoals altijd na dit soort uitspattingen. Ze schuift wat heen en weer op haar stoel. Drinkt water. Probeert het te negeren. Kom op, het was maar één croissant.

Toch blijft er iets knagen. Geen honger, die is weg. Maar een dof schuldgevoel, zacht als een steen in haar buik. Waarom deed ik het nou toch? Ik was zó goed bezig. Ze weet wat dit met haar doet. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Dat stemmetje dat dan weer zegt: zie je wel, het lukt je toch niet.

De camping ligt tussen de bomen, met de geur van dennennaalden en het geluid van klapperende slippers. Ze zetten de tent op, rollen matjes uit, blazen luchtbedden op. Alles lijkt normaal. De kinderen hebben lol met een bal. Haar man fluit. Ze maakt de bedden op. Praat luchtig. Lachje hier, grapje daar.

Maar binnen in haar is het chaos: haar lijf is zwaar. Alsof ze een deken met zich meesleept die niemand ziet. Ik heb het nu al verpest. Waarom zou ik nog streng zijn? Ik ben een loser. Ik kruip iets dichterbij.

Als de buren hen roepen voor een hapje en een drankje, twijfelt ze. Ze ziet die lange tafel. Vol stokbrood, chips, quiches, sausjes, worst, kaasjes, nootjes. Wijn. En die Franse gezelligheid. Iedereen doet mee. Haar man kijkt haar vragend aan: “Wat doen we?” “Prima,” zegt ze. “De kinderen hebben honger. En volgens mij is er genoeg keto eten voor mij.”

Ze nemen hun eigen stoelen mee. Ik schuif ook aan. Want we weten allebei: die ene croissant was meer dan alleen een croissant. Het was een scharnier. Een opening. Als het stokbrood langskomt, buig ik naar haar oor. “Kom op Gea, dit is Frankrijk. Je kunt niet als enige met een bakje kaas gaan zitten. Wat zullen ze wel niet denken?”

Ze aarzelt, kijkt naar haar man. Maar die zegt niks. Hij ziet het wel, maar zwijgt. “Eentje dan,” zegt ze. De kruidenboter is een beetje gesmolten en ruikt naar knoflook. Ze sluit haar ogen bij die eerste hap. Wat heb ik dit gemist.

Ze neemt een tweede stukje. Een derde. De buren schenken bij. De kinderen rennen rond. Iedereen eet. Iedereen lacht. En zij lacht mee. Een beetje te hard.

Er gaat een schaaltje rond met Franse kaaskoekjes. Ze neemt er één. Nog eentje. De smaak van vroeger. Van loslaten. Van niks hoeven. Van meedoen. Iemand loopt langs met een warme quiche. “Neem nog wat,” zegt een buurvrouw. “Je eet als een mus!”

Gea lacht. “Ik had mezelf voorgenomen om streng te zijn…” zegt ze. Ik geef haar een porretje. “Maar ach…” Ze neemt een stuk.

’s Nachts ligt ze wakker. Haar buik is pijnlijk en opgeblazen. Ze voelt zich plakkerig, ongemakkelijk. Alsof haar lijf haar iets wil vertellen. Ze heeft opvliegers, veel zweet, en een bonkend hoofd. Alles lijkt te veel. En te laat.

Morgen weer gewoon, denkt ze. Morgen weer streng. Morgen echt keto. Ik lig naast haar op het matje. In mijn eigen slaapzak. Met mijn slabbetje nog om. Ik blijf. Want het is vakantie. En we zijn nog maar net begonnen. 

Meer van dit soort herkenbare momenten? In het Keto Pluspakket krijg je elke dag steun bij verleiding, vallen en opstaan en leer je weer de baas te worden. Ik kom daar zelf ook elke dag even langs!

Delen