Welkom bij mijn zomerblog, over keto vasthouden op vakantie! Ik ben het koolhydratenmonster en ik heb eindelijk mijn eigen podium gekregen. Dat werd hoog tijd natuurlijk. Want ik ben goed in mijn werk en dat mag iedereen weten. Ik laat je zien hoe ik mensen verleid en hoe ik ze onderuithaal.
Ze staan op Schiphol vol vertrouwen. Marja en Ilse. Twee zussen, twee koffers, één missie: keto! Allebei. Al maanden. En het gaat goed. Ze zijn slanker, voelen zich lichter, helderder, rustiger. En ze weten: dit is geen dieet meer. Dit zijn wij. Het resort hadden ze vorig jaar al geboekt, vóór ze begonnen. Grote buffetten. Cocktails. Maar ze kunnen dit, dat weten ze zeker. Natuurlijk ben ik er ook. Want voornemens zijn er om te mislukken.
In het vliegtuig zitten ze naast elkaar. Ze zijn voorbereid, eten mee voor onderweg, en een noodvoorraad voor op vakantie. Ze hebben het vakantieherstelplan gelezen, uitgeprint en besproken. “We gaan dit gewoon doen.” Ze laten de vliegtuigmaaltijd aan zich voorbijgaan. Ilse bestelt Spa rood, Marja neemt koffie. Samen genieten ze van de appelcakejes uit startgids deel 3.
Ze kijken naar de andere passagiers die wel de broodjes en koeken eten, en knikken naar elkaar. Goed bezig!
Ik lig op het klaptafeltje voor ze terwijl ik een zak chips eet. Ze zien me niet. Ze denken dat ik thuis ben gebleven. O jongens, wat is dat toch schattig.
Ze komen laat aan in het resort. Alleen de bar bij het strand is nog open. Er is niks geschikts. Gelukkig hebben ze worstjes bij zich. De volgende ochtend staan ze bij het buffet alsof ze auditie doen voor een TheNewFood-reclame. Eieren, spek, avocado, kaas, olijven, zalm, vleeswaren, tomaat en koffie. Ze ontbijten in de tuin en lachen. Zie je wel dat het gewoon kan! Alles klopt.
Ik kijk toe vanaf het dak van het toastapparaat. Ik houd van dit soort mensen. Ze zijn het leukst om te breken, want ze zien het niet aankomen… Ik zwaai met een servetje en dirigeer een roombroodje richting een kind. “Huppakee! Vroeg geleerd is vroeg verpest.”
Ilse en Marja kijken om zich heen. Naast hen neemt een gezin plaats aan tafel. Hij heeft zijn bord hoog opgestapeld, alsof hij bang is dat het buffet straks sluit. Drie soorten broodjes, scrambled eggs, worstjes, ketchup, beleg, een stuk pizza, taart en een groot glas sinaasappelsap.
Ik klap in mijn pootjes. “Zulke mensen verdienen een standbeeld.”
Zijn vrouw eet muesli met yoghurt, honing en veel fruit. De twee pubers hebben croissants met pudding, pannenkoeken, gebakjes, crêpes met Nutella, verse ananas en sap. Ze praten niet. Ze eten. Alsof ze dagen hebben gevast. Alsof dit hun laatste kans is voor het einde der tijden.
Ik spring tussen de suikerklontjes en gil: “Zo zie ik het graag! Eén hap weg van het ziekenhuis, maar o zó gelukkig!”
Marja kijkt. Zo zat ik er vroeger ook bij, denkt ze. Ik moet er niet meer aan denken. Ze kijken elkaar aan. “Je ziet het ook aan mensen, hè,” fluistert Ilse. “Dat opgeblazen gezicht. Dat snaaierige.” “En dan denken ze nog dat ze goed bezig zijn,” zegt Marja. “Omdat er iets van fruit bij zit.”
Samen zijn ze sterk. Ze hebben hun vaste tafeltje in de tuin. De buffetten zijn overvloedig en elke dag weer een beetje anders. Er is keuze genoeg, ook voor de zussen. Alleen bij het zwembad en de bar aan het strand is er niets geschikts. Maar dat geeft niet, zeggen ze. Ze hebben genoeg aan drie maaltijden per dag. Ze hebben eetrust.
Ik doe mijn best. Ik fluister zachtjes tegen de zussen: “Het ziet er wel héél lekker uit hè… En kijk die mensen toch eens genieten. Je mist toch wel iets. Moet het echt zo streng?” Maar ze luisteren niet echt. In mijn notitieboekje schrijf ik op wie van de twee als eerst voor de bijl zal gaan. Dat heb ik al lang gezien. Twee weken is heel lang als je ergens nog een heel klein beetje twijfel hebt.
Ze vullen hun dagen met kijken wat anderen eten en het daar over hebben. En met delen hoe goed ze bezig zijn. “Ik weet gewoon wat ik moet doen,” zegt Marja. “Ik hoef nergens meer over na te denken,” zegt Ilse. “En ik voel het echt in mijn hoofd. Zo helder. Zo rustig.” Marja knikt. “Dit is de beste versie van mezelf. En dat alleen maar door anders eten. Echt bizar.” “En zó logisch.”
Ik krab achter mijn oor met een kaasstengel. “Wat een stichtelijke dames. Mag ik straks een likeurtje als ze instorten?”
Ze genieten ondertussen van hun vakantie. Overdag zijn ze veel buiten, ze zwemmen, lezen, wandelen langs het water. Het is warm, het ritme traag. Rond een uur of vier is het druk bij het kleine stalletje aan de rand van het strand. Er is ijs. Veel ijs. Grote hoorntjes, dubbele bolletjes, coupes met slagroom. Mensen staan in een rij. Er zijn kinderen, gezinnen, koppels.
Het lijkt alsof iedereen ijs eet, en niemand zich ergens zorgen over maakt. Ilse blijft even stilstaan bij de rij. Ze bekijkt het bordje met de smaken. “Eén bolletje maar,” zegt het meisje naast hen. “Dat mag wel, hè mam?” Ilse zegt niets. Maar haar ogen blijven hangen op de ijsvitrine. Wat zou daar nou mis mee zijn…? Het is warm. Iedereen doet het. Een bolletje ijs, daar krijg ik toch geen spijt van?
Marja merkt het. Ze zegt: “Fijn dat we dat niet meer hoeven toch?” Ilse knikt. Ze lopen terug naar hun strandbedjes.
’s Avonds zitten ze op het terras bij de bar. Er is muziek, de lampjes zijn aan, mensen zitten met grote glazen wijn, schaaltjes chips, noten, luxe hapjes. Er klinkt gelach. Iemand proost. De ober loopt af en aan met witte borden en karafjes rosé.
“Zullen we iets bestellen?” vraagt Ilse. “We hebben net gegeten,” zegt Marja. “Ik zou het niet doen. Ik hoef in ieder geval niets” Ilse glimlacht. Maar haar ogen blijven hangen bij een schaal kaasstengels die op een dienblad voorbijgaat.
Alles ruikt naar vakantie. Denkt ze. Vroeger zou ik het gewoon hebben gepakt. Gewoon omdat ik er zin in heb. Niemand had daar iets van gevonden. Ik hoefde me toen niet steeds te verantwoorden. Toen was het gewoon gezellig. De gesprekken om hen heen zijn levendig. Ze vangen flarden op. “Gun jezelf nou gewoon wat, het is maar één keer vakantie” en “Het staat ervoor he!”
Ilse zwijgt. Ze nipt aan haar water. Marja zegt niks, maar ze voelt iets verschuiven.
Ik fluister zachtjes, terwijl ik onder Ilse haar stoel lig met een stuk taart in m’n bek: “Zie je wel, schat. Je hoeft dit niet vol te houden. Niemand snapt waarom je dit doet. Doe normaal. Word weer leuk. Wees gewoon… een van hen.”
Op dag vijf bemoei ik me persoonlijk met het ontbijtbuffet. Ik fluister tegen de kok: “Zet die schaaltjes met crème brûlée nét iets dichter bij de gekookte eieren, dat ze er niet omheen kunnen. Laat ze ruiken wat verlangen is.”
En daar staan het. Het blad met dampende kleine schaaltjes. Warm, vers, met zo’n perfect dun laagje suiker. Ilse blijft net iets te lang staan.
Ik strijk haar langs haar arm. Tik tegen haar pols. “Weet je nog? Vroeger? Papa die crème brûlée voor jullie maakte, op zondag. En nu staat het hier. Warm. Zacht. Je hebt ervoor betaald. Jij bepaalt, Ilse. Het is vakantie, lieverd. Neem het ervan. Het zal je zo gelukkig maken!”
Ze loopt door. Maar aan tafel is ze stiller. Ze prikt met tegenzin in een tomaat. “Heb jij dat ook,” zegt ze tegen Marja, “dat je het gewoon even zat bent?” “Wat bedoel je?” “Nou. Altijd maar opletten. Altijd maar nee zeggen. Altijd maar anders zijn.”
Marja schrikt, maar laat niets merken. Ik snap haar. Maar dit is precies waar het begint, denkt ze. “Ik heb dat gevoel gehad,” zegt Marja. “Maar het is weg. Omdat ik weet wat het me brengt.” “Ja, dat weet ik ook wel. Maar soms…” Ilse zwijgt.
Wat een schitterende breuklijn, denk ik. Eén barstje. En dan rammelt de boel vanzelf.
Bij het diner gebeurt het. Ilse loopt langzamer langs de gerechten. Marja hoort haar adem iets veranderen. “Ik ga straks even kijken of er weer crème brûlée is.”
YES! En dan wil je daarna ook friet. En brood. En wijn. En een likeurtje. En misschien nog iets van ijs?
“Ilse…,” begint Marja. “Ik wéét dat jij het niks vindt,” zegt Ilse snel. “Maar ik wil het gewoon. Omdat het lekker is. Omdat ik het mis.” “Je mist het niet echt,” zegt Marja. “Je lichaam mist het niet, alleen je hoofd.” “Ja, en? Mijn hoofd hoort er ook bij.”
Altijd de uitzondering zijn. Altijd nadenken. Altijd uitleggen, denkt Ilse. Ik wil ook gewoon één keer normaal zijn. En ik wil niet dat zij steeds zo kijkt alsof zij het beter weet. Marja de heilige.
Ze staat op. Loopt naar het buffet. Er worden net nieuwe schaaltjes neergezet. Dat heeft zó moeten zijn. Ze pakt er twee.
Ik dans op de rand van het blad. “Ik wist het! Ik wist dat zij het zou zijn. Zó’n fijne meid. Vrouw naar mijn hart!”
De volgende ochtend bij het ontbijt zit Marja met een goed gevulde omelet en wat aardbeien. Ilse heeft twee chocoladebroodjes, een broodje met kaas en een grote kom met fruit. Ze kijkt niet op.
“Een voorafje, Ilse?” fluister ik. “Heb je gezien wat je de afgelopen dagen allemaal gemist hebt? Je kunt het nu inhalen, lieverd. Alles. Alles. Alles.” Maar ze kijkt niet op.
Ze wil het niet te gek maken. Zou Marja boos zijn? Ze zegt niets. Maar het smaakt toch net wat minder goed dan ze dacht. Halverwege de ochtend op het strand begint de honger. Het verlangen. De leegte.
Ik dans op haar zonnehoed. Dat heb je al lang niet meer gevoeld hè? Dat is weer die lekkere trek. Heerlijke rammelende, opgeblazen, knallende honger. Je hebt eten nodig, Ilse. Koolhydraten. Nu!
Tegen Marja zegt ze dat ze even naar haar kamer moet. Onderweg pakt ze snel koekjes van het koffiebuffet.
Ik huil van trots.
Bij de lunch is er geen houden meer aan. Wrap. Pizza. Warme broodjes. Zoete hapjes. Schaaltje friet. Mayonaise. Cocktail. Gejaagd eten. Snel. Alles tegelijk. Ze vraagt aan Marja: “Ben jij nou niet jaloers?” “Nee,” zegt Marja. “Ik blijf liever de baas over wat ik eet in plaats van andersom.”
Ik smijt een frietje op de grond. Wat een kutopmerking. Arme Ilse. Ze doet het juist zó goed!
’s Middags zitten ze samen op het balkon. Ilse voelt zich msselijk, vol en vies. Ze heeft het zuur. “Ik voel me echt ellendig.” “Ja,” zegt Marja. “Dat is wat het doet.” “Het was het niet waard.” Ze staat op het punt te huilen. “Het was even lekker, maar daarna… alsof ik werd overgenomen. Alsof er alleen maar meer in moest.” Waarom trap ik hier altijd weer in? denkt ze. Het was geen genieten. Het was verliezen. Mijzelf.
Marja kijkt haar aan. “Zullen we het herstelplan nog eens lezen?” “Ja,” zegt Ilse. “Alsjeblieft wel.”
Ik verslik me in mijn dropveter. Wát?? Niet dat vreselijke plan van TheNewfood! Niet dat ellendige document vol herstel en structuur en vooral meteen! Geen tel later. Oh, nee! Laat mij hier niet alleen! “Ilse, je hebt nog niks gehad! Je hebt amper geproefd! En nu wil je alweer stoppen? Niemand weet wat keto met je doet. Je krijgt vast tekorten. En rimpels. Of een ketovergiftiging. Hou toch op met die onzin.”
Maar ze horen me niet meer.
Die avond scheppen ze hun bord weer vol bij de barbecuehoek. Gegrild vlees. Vis. Groenten. Kruidenboter. Truffelboter. Olijfolie. Er verschijnt een glimlach op Ilse’s gezicht. Ze zucht diep. “Dankjewel, Marja. Dankjewel dat je bij me bent gebleven. En niet boos bent geworden.” Marja knikt. “Het is oké. Het had mij ook kunnen gebeuren. Ik ben blij dat het je gelukt is om te stoppen.” Ilse zit er nog wat verslagen bij: “Ik snap nu ook wel hoe zoiets compleet uit de hand kan lopen.”
Ik lig onder tafel met een servet over m’n hoofd. Het is donker hier. Mijn leven is een hel geworden. Wat een misselijkmakende vertoning. Een herstelplan, doodzonde is het! Ik had zo’n mooie vakantie voor haar in gedachten. Met ladingen koolhydraten, slapeloze nachten, buikpijn, nog veel meer aanvallen van het zuur. En ook veel drama en zussenruzies… Maar goed. Ik wacht wel weer. Nog negen dagen vakantie.
Wil je mij nog beter leren kennen? In het Keto & Support Pluspakket krijg je elke dag steun bij verleiding, vallen en opstaan en leer je weer de baas te worden. Ik kom daar zelf ook elke dag even langs!